vrijdag 12 februari 2010

En nu: de praktijk (12 feb 2010)

Ja, ja, geloof het of niet: ik ben nu echt bezig om al dat gedenk en getheoretiseer toe te passen: ik heb een aantal teksten waarin beschrijvingen voorkomen. Ik analyseer deze teksten en probeer daarin zowel intenties als constateringen te ontdekkken.

Echter, dat blijkt moeilijk te zijn. Bijna iedere verduidelijking kun je zowel als intentioneel als constaterend bekijken.

Voorbeelden:
- "persoon: een subject dat rechten en plichten kan hebben". Je kunt stellen dat het hebben van rechten en plichten een beschrijving is van Persoon. Echter, het hebben van rechten en plichten geeft ook aan dat deze persoon middels deze rechten dingen kan doen die sociaal aanvaard worden en dat deze persoon middels plichten dingen moet doen vanwege de sociale constellatie waarin hij zich bevindt.
- "bijzondere rechtstoestand-type: een maatregel die kan worden getroffen bij financiële problemen" Deze zin kun je zien als een waarschijnlijkheid: als financiële problemen dan bijzondere rechtstoestand of als bijzondere rechtstoestand dan financiële problemen. Echter, een bijzondere rechtstoestand geeft bepaalde mogelijkheden (bijv. uitstel van betaling) en plichten (bijv. je mag niet meer lenen).

Het onderscheid tussen constateringen en intenties wordt nog moeilijker omdat blijkbaar intenties ook te constateringen zijn.

Ik wil nu graag voorstellen om me vooral te richten op de werkwoorden die in de zin(nen) staan. Volgens mij zijn er werkwoorden gericht op aktie en mogelijkheeden maar zijn er ook werkwoorden gericht op beschrijving.

Daarom nu:
1. onderzoeken of het onderscheid tussen beschrijvende werkwoorden en op aktie gerichten werkwoorden inderdaad gemaakt wordt
2. onderzoeken of dit onderscheid hard is.
3. Waar zit het grijze gebied? Hoe kan ik met dat grijze gebied het beste omgaan?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten